Zorginstituut Nederland
iWmo
iJw
iWlz
iPgb
iEb

Bedrijfsregel

Op deze pagina wordt een overzicht getoond van alle regels die onderdeel zijn van iWlz 2.4.

CodeTitel en documentatieUitwerking van regel(s)Uitgewerkt in regel(s)
OP004OP004: Als de client een huishouden deelt met een partner, dan moeten de gegevens van de partner worden vastgelegd.

UP003UP023TR004TR005
OP006OP006: Het zorgkantoor routeert berichten van en naar een zorgkantoor in een andere regio binnen één werkdag.

Het gaat om het versturen van

  • een AW33- na ontvangst van een ZK33-bericht;
  • een ZK35- na ontvangst van een AW35-bericht;
  • een ZK39- na ontvangst van een AW39-bericht.
UP004n.v.t.
OP011OP011: De zorgaanbieder moet de begindatum van de zorglevering melden nadat de zorg daadwerkelijk is aangevangen.

  • Voor intramurale zorg moet de daadwerkelijke startdatum gemeld worden.
  • Voor extramurale zorg mag ook de, reeds verstreken, plandatum gebruikt worden.
UP004UP012UP021n.v.t.
OP017OP017: Een zorgaanbieder moet aan het zorgkantoor melden dat de client afziet van het ontvangen van zorg.

UP004UP021n.v.t.
OP022OP022: De gemelde begindatum of einddatum van de zorglevering moet altijd binnen de geldigheid van de zorgtoewijzing vallen.

UP004UP021TR017TR020TR121
OP026OP026: Een zorgaanbieder moet aan het zorgkantoor melden dat de toegewezen zorgeenheid (nog) niet geleverd kan worden.

De mutatiedatum mag hierbij voor de ingangsdatum van de zorgtoewijzing liggen.
UP004UP021n.v.t.
OP029OP029: De zorgaanbieder meldt aan het zorgkantoor op welke wijze de zorg geleverd wordt.

UP012UP019UP024n.v.t.
OP032OP032: Alleen de zorgaanbieder die in de zorgtoewijzing vermeld is mag de binnen de grenzen van de zorgtoewijzing passende aangevangen zorg melden.

Geleverde zorg is passend binnen de grenzen van de toewijzing als de geleverde zorgeenheid en leveringsvorm overeenkomen met de toegewezen zorgeenheid en leveringsvorm.

Alleen de ontvanger van een zorgtoewijzingbericht (AW33) mag passende aangevangen zorg melden. Dat mag uitsluitend voor de zorgtoewijzing(en) waarvan de AGB-code gelijk is aan de AGB-code van de ontvanger in de header van het bericht. De ontvanger mag niet reageren op zorgtoewijzingen die informatie bevatten over door andere zorgaanbieders aan de cliënt te leveren zorg. Informatieve zorgtoewijzingen bevatten een AGB-code die niet gelijk is aan de AGB-code van de ontvanger van het bericht.

UP004UP008UP033TR019TR064
OP033OP033: Voor het doorgeven van wijzigingen en correcties op een eerder verzonden bericht, moet gebruik gemaakt worden van de systematiek van status aanlevering.

Correcties op een melding aanvang zorg zijn uitsluitend toegestaan voor de geleverde zorgeenheid. Als de zorg beeindigd is, kan de aanvang niet meer op deze manier gecorrigeerd worden.

Met de status aanlevering van een berichtklasse kan worden aangegeven of

  • een berichtklasse nieuw is (waarde 1);
  • een berichtklasse gewijzigd is (waarde 2);
  • een berichtklasse verwijderd moet worden (waarde 3).
    Een verwijdering betekent dat de vorige aanlevering met dezelfde sleutel als niet verzonden beschouwd moet worden.
UP017OP033x1OP033x2OP033x3TR071TR074TR103TR121TR131
OP033x1OP033x1: Een afgegeven zorgtoewijzing mag gewijzigd worden waarbij de wijziging met een nieuw bericht moet worden doorgegeven.

De volgende wijzigingen zijn toegestaan:

  • aanpassen van de gewenste einddatum zorgtoewijzing zodat de periode korter wordt (= intrekken);
  • aanpassen van de gewenste einddatum zorgtoewijzing zodat de periode langer wordt (=oprekken)
    NB dit is alleen toegestaan in overleg met de zorgaanbieder;
  • aanpassen van de soort toewijzing;
  • aanpassen van het toewijzingpercentage;
  • aanpassen van Opname van J naar N en omgekeerd
    NB dit is alleen toegestaan in overleg met de zorgaanbieder.
  • aanpassen van het aantal etmalen
    NB dit is alleen toegestaan in overleg met de zorgaanbieder

Overige elementen die geen onderdeel uitmaken van de sleutel kunnen ook gewijzigd worden, maar zijn op zichzelf geen aanleiding voor het versturen van een gewijzigde toewijzing.

De meest recente zorgtoewijzing op toewijzingsdatum en -tijd is bepalend voor de inhoud van de zorgtoewijzing.

OP033UP017n.v.t.
OP033x2OP033x2: Het gebruik van status aanlevering met een waarde 2 (een berichtklasse is gewijzigd) is uitsluitend toegestaan in de berichten die het zorgkantoor naar het CAK verstuurt voor start en stop eigen bijdrage.

In de overige iWlz-berichten is het gebruik van status aanlevering 2 niet toegestaan. Wijzigingen en correcties kunnen daarom niet altijd in een (1) bericht worden doorgegeven.
OP033UP017TR071TR074TR131
OP033x3OP033x3: Een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing kan niet via het berichtenverkeer gecorrigeerd worden.

Indien een mutatiebericht verwijderd wordt met gebruik van status aanlevering 3, blijft de evt. meegestuurde aanvraag geldig. Wanneer deze ook verwijderd of gewijzigd moet worden, neemt de zorgaanbieder buiten het berichtenverkeer contact op met het zorgkantoor.
OP033UP017n.v.t.
OP035OP035: Het zorgkantoor geeft alleen mutaties door aan het CAK die van invloed kunnen zijn op de eigen bijdrage.

Dit zijn de aanvang en het einde van de zorglevering, wijziging van leveringsvorm, wijziging van het aantal etmalen deeltijdverblijf en start en stop consumptie pgb. Daarnaast worden wijzigingen van zorgaanbieder (VPT, (deeltijd)verblijf), wijzigingen van zorgkantoor (dossieroverdracht bij verhuizing) en wijzigingen van het zorgzwaartepakket aan het CAK doorgegeven.

Meldingen op een administratieve zorgtoewijzing worden niet doorgestuurd naar het CAK.

UP012n.v.t.
OP035x1OP035x1: Het overlijden van een client wordt niet als mutatie doorgestuurd.

Deze informatie ontvangt het CAK vanuit de BRP.
UP012n.v.t.
OP037OP037: Een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing moet door een zorgkantoor binnen twee werkdagen beoordeeld worden.

Indien de aanvraag niet akkoord is wordt dit binnen dezelfde twee werkdagen aan de zorgaanbieder gemeld. In de overige gevallen kan de zorgaanbieder ervan uitgaan dat de zorg wordt toegewezen conform de aanvraag.
UP004n.v.t.
OP039OP039: In het berichtenverkeer mogen ketenpartijen clientgegevens doorgeven zoals deze in de administratie van de betreffende ketenpartij voorkomen, mits deze gegevens geen onderdeel zijn van een logische sleutel.

Het staat ketenpartijen vrij om gewijzigde gegevens uit het berichtenverkeer over te nemen in hun administratie.
UP023n.v.t.
OP042OP042: Er wordt geen zorg toegewezen, wanneer de client geen voorkeuraanbieder heeft opgegeven en aangeeft zijn zorgaanspraken nog niet te willen verzilveren.

UP004UP021n.v.t.
OP044OP044: De sleuteldatum mag maximaal 14 dagen voor de begindatum van de zorglevering liggen, maar nooit voor de ingangsdatum van de zorgtoewijzing.

De sleuteldatum is de datum waarop de eigen bijdrage start. Als de sleuteldatum samenvalt met de opnamedatum wordt de sleuteldatum niet gemeld.
UP012TR017
OP047OP047: Als een bericht niet aan de geldende standaard voldoet, mag het bericht afgekeurd worden.

UP017CS139TR002TR056TR063TR101
OP050OP050: Een zorgeenheid kan op hetzelfde moment door meer zorgaanbieders geleverd worden.

Het toewijzingpercentage geeft de hoeveelheid te leveren zorg per aanbieder aan.
UP004n.v.t.
OP055OP055: Indien de voorkeuraanbieder de toegewezen zorg (nu) nog niet kan leveren of de client de toegewezen zorg (nu) nog niet kan of wil ontvangen, vraagt deze aanbieder (in overleg met de betrokken zorgaanbieder(s)) een aangepaste zorgtoewijzing aan.

Indien de voorkeuraanbieder een zorgtoewijzing voor verblijf, deeltijdverblijf (DTV) of een volledig pakket thuis (VPT) heeft ontvangen, is hij dossierhouder. Indien de voorkeuraanbieder een zorgtoewijzing voor een modulair pakket thuis (MPT) heeft ontvangen, is hij coordinator zorg thuis. De aanvraag kan zowel aangevraagde zorgeenheden voor de voorkeuraanbieder zelf als voor een andere zorgaanbieder bevatten. Als de voorkeuraanbieder geen aanbieder kan vinden die de zorg aan de client kan leveren, mag hij de bemiddelingsrol terugleggen bij het zorgkantoor.
UP004UP008UP019TR041TR107
OP055x1OP055x1: Voor clienten afkomstig uit een andere zorgkantoorregio kan de voorkeuraanbieder zijn rol van dossierhouder of coordinator zorg thuis terugleggen bij het regionale zorgkantoor.

De voorkeuraanbieder informeert de client en het zorgkantoor hierover.
UP004UP008UP019n.v.t.
OP058OP058: Op het moment dat het recht op Wlz-zorg eindigt, wegens het einde van het indicatiebesluit of anderszins, vervallen ook de leveringsstatus (inclusief classificatie) en de wachtstatus.

UP021n.v.t.
OP065OP065: Een retourbericht bevat alleen informatie over clienten waarvan berichtklassen zijn afgekeurd.

UP017n.v.t.
OP066OP066: Indien er wijzigingen in de zorglevering plaatsvinden moet de zorgaanbieder dit melden met een bericht.

Wijzigingen in de zorglevering zijn bijvoorbeeld:

  • begin zorglevering;
  • andere leveringsstatus;
  • andere classificatie;
  • andere leveringsvorm;
  • einde zorglevering.

Een nieuwe of gewijzigde zorgtoewijzing kan een aanleiding zijn voor een wijziging van de zorglevering; in de berichten moet gerefereerd worden aan de betreffende zorgtoewijzing.

UP004UP012UP017UP021TR019TR039TR040
OP066x1OP066x1: Een nieuwe zorgtoewijzing wordt altijd beantwoord met een bericht.

Bijvoorbeeld als er sprake is van doorlopende zorg wordt een nieuwe toewijzing op een nieuwe indicatie gestuurd voor de reeds geleverde zorg. Hierdoor wijzigt er niets in de zorglevering, maar wordt toch een nieuw bericht van de zorgaanbieder verwacht.

Een nieuwe zorgtoewijzing is een zorgtoewijzing met een logische sleutel die nog niet eerder is ontvangen.

UP004UP017TR019TR039TR040
OP066x2OP066x2: In het geval van doorlopende zorg wordt geen mutatiebericht gestuurd.

In de situatie dat er sprake is van een herindicatie waarbij de client intussen in een andere zorgkantoorregio verblijft, ontvangt het oude zorgkantoor in deze situatie dus geen mutatiebericht.
UP017TR019TR039TR040
OP066x3OP066x3: In het geval dat de zorglevering eindigt op de einddatum van de zorgtoewijzing wordt geen mutatiebericht gestuurd.

Alleen bij voortijdige beeindiging van de zorglevering stuurt de zorgaanbieder een mutatiebericht naar het zorgkantoor.
UP017CS137TR019TR040
OP067OP067: Een zorgkantoor moet het indicatiebesluit ongewijzigd doorsturen.

Dit betekent dat de gegevens van de berichtklassen Indicatie, GeindiceerdZorgzwaartepakket, Stoornis, StoornisScore, Beperking en BeperkingScore voor zover deze in het toewijzingbericht worden opgenomen, overeenkomen met de gegevens zoals door het zorgkantoor ontvangen in het indicatiebesluit.
UP007TR037
OP068OP068: Op ieder moment zijn de dan geldende zorgtoewijzingen gebaseerd op hetzelfde indicatiebesluit.

UP004UP008n.v.t.
OP069OP069: Toegewezen zorg moet vallen binnen de geldigheidsduur van een indicatie

UP004UP008UP016TR016
OP071OP071: Elke relatie krijgt een nummer om hem uniek te identificeren.

Dit nummer mag niet gewijzigd worden.
UP017n.v.t.
OP072OP072: Pas na een melding aanvang zorg mag een zorgaanbieder melden dat de zorglevering beeindigd is.

In het bericht moet gerefereerd worden aan de aanvang van de zorglevering.
UP012UP017CS136TR019TR069
OP074OP074: Het zorgkantoor stuurt op basis van de ontvangen berichten van zorgaanbieders, indien van toepassing, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen de in de Regeling langdurige zorg vermelde termijnen een start- of stopbericht naar het CAK.

Indien meerdere zorgaanbieders betrokken zijn bij de levering van zorg in natura aan een (1) client, bepaalt het zorgkantoor op basis van ontvangen aanvang- en mutatieberichten de kleinste begindatum en de grootste einddatum van de zorglevering voor het volledige pakket van zorg dat geleverd wordt aan de client binnen een leveringsvorm.

Indien sprake is van zorglevering door bovenregionale zorgaanbieders routeert het zorgkantoor binnen een (1) werkdag de ontvangen berichten van zorgaanbieders naar het regionale zorgkantoor, dat op basis daarvan en indien van toepassing, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen de in de Regeling langdurige zorg vermelde termijnen een start- of stopbericht naar het CAK stuurt. Het zorgkantoor stuurt ook binnen de gestelde termijnen een stopbericht naar het CAK na het einde van de zorgtoewijzing.

UP012UP017n.v.t.
OP076OP076: Van iedere contactpersoon (relatie) moet worden opgegeven in welke relatie deze tot de client staat

UP017UP023n.v.t.
OP079OP079: Het is verplicht om gebruik te maken van het BSN van de client in de onderlinge uitwisseling van gegevens.

UP006UP024n.v.t.
OP080OP080: Aan het tijdstip waarop en de volgorde waarin berichten worden ontvangen en verwerkt kunnen ketenpartijen geen betekenis hechten.

Hoewel ongewenst kan het noodzakelijk zijn een bericht met terugwerkende kracht te moeten versturen, bijvoorbeeld als gevolg van een bezwaarprocedure. Dit kan aanleiding zijn voor een serie berichten die vervolgens met terugwerkende kracht moeten worden verstuurd.

Daarnaast kan ook het afkeuren en corrigeren van berichten er toe leiden dat berichten in een andere volgorde worden verwerkt dan bedoeld. In deze situatie is het te adviseren om de ontvangst van retourberichten af te wachten om afkeur op een vervolgbericht te voorkomen.

Voor de berichten die het zorgkantoor naar het CAK stuurt is het van belang om

  • voor een client eerst de MAZ (melding aanvang zorg, CA317) te sturen en pas na ontvangst van het retourbericht op de MAZ een eventuele MUT (melding einde zorg, CA319) te sturen;
  • een nieuwe MAZ (in het geval van een MAZ op MAZ-situatie) pas te versturen na ontvangst van het retourbericht op de eerst verstuurde MAZ;
  • een correctie (wijziging of verwijdering) op een eerder bij het CAK aangeleverde MAZ of MUT pas te versturen na ontvangst van het retourbericht op de oorspronkelijke aanlevering.
UP017n.v.t.
OP087OP087: Een zorgtoewijzingbericht bevat altijd alle zorgtoewijzingen die op of na de aanmaakdatum van het bericht geldig zijn en wordt verstuurd naar alle bij de zorglevering aan de client betrokken aanbieders.

Een zorgtoewijzingbericht wordt niet alleen gestuurd naar de aanbieders voor wie de zorgtoewijzing nieuw of gewijzigd is.

In het geval van een nieuw indicatiebesluit worden voor de te leveren zorg nieuwe zorgtoewijzingen (eventueel doorlopende zorg) aangemaakt. De volgorde waarin deze zorgtoewijzingen worden aangemaakt mag daarbij geen invloed hebben op het informeren van alle bij de zorg betrokken aanbieders.

UP004TR021
OP088OP088: Het zorgkantoor moet binnen één werkdag een zorgtoewijzing versturen naar de voorkeuraanbieder indien deze bekend is.

Wanneer geen voorkeuraanbieder bekend is, moet het zorgkantoor contact opnemen met de client.

Ook wijzigingen in de zorgtoewijzing moet het zorgkantoor binnen een (1) werkdag versturen nadat deze bekend zijn (zie OP033x1 voor toegestane wijzigingen van de toewijzing).

De meest recente zorgtoewijzing op toewijzingsdatum en -tijd is bepalend voor de inhoud van de zorgtoewijzing.

UP004n.v.t.
OP090OP090: Voor ieder ontvangen bericht wordt binnen één werkdag na ontvangst een retourbericht verzonden.

De verzendende partij van het heenbericht is verantwoordelijk voor het signaleren van het ontbreken van een retourbericht en dient actie te ondernemen.
UP017n.v.t.
OP090x2OP090x2: Indien voor een ontvangen bericht geen retourbericht kan worden gemaakt moet de ontvangende partij dit buiten het berichtenverkeer om melden aan de verzendende partij.

UP017n.v.t.
OP093OP093: Wanneer er een fout in een berichtklasse van een client wordt geconstateerd, ongeacht in welke berichtklasse, wordt het gehele bericht ongewijzigd (alle berichtklassen van die client) retourgezonden.

UP017n.v.t.
OP095OP095: Een bericht mag niet worden afgekeurd op basis van informatie waartoe de verzendende partij geen toegang heeft.

UP017n.v.t.
OP098OP098: De zorgaanbieder moet de leveringsstatus en de classificatie bepalen aan de hand van de zorgvraag van de client.

  • Wacht op voorkeur: de client wil de toegewezen zorgeenheid ontvangen, maar alleen van de betreffende aanbieder/locatie;
  • Wacht uit voorzorg: de client wil de toegewezen zorgeenheid niet ontvangen;
  • In zorg: de client ontvangt de toegewezen zorgeenheid;
  • Einde zorgvraag: de client wil de toegewezen zorgeenheid niet (meer) van de betreffende zorgaanbieder ontvangen;
  • Urgent plaatsen: de client wil de toegewezen zorgeenheid zo spoedig mogelijk ontvangen;
  • Actief plaatsen: de client wil de toegewezen zorgeenheid ontvangen.
UP019UP021n.v.t.
OP099OP099: Het zorgkantoor moet in de zorgtoewijzing kenbaar maken of het gaat om een reguliere zorgtoewijzing, overbruggingszorg of administratieve toewijzing.

UP004CS140
OP103OP103: Het zorgkantoor moet inzicht hebben in het aantal dagen dat een client een leveringsstatus en classificatie heeft.

UP021UP024n.v.t.
OP107OP107: Het zorgkantoor moet, indien van toepassing, bij elke intrekking van een zorgtoewijzing aangeven welke zorgaanbieder de zorglevering overneemt.

UP004n.v.t.
OP115OP115: Het regionale zorgkantoor is verantwoordelijk voor alle soorten zorgtoewijzingen en intrekkingen voor de client.

UP004UP024n.v.t.
OP116OP116: Indien een client zorg wil ontvangen van een zorgaanbieder in een andere regio, dan stuurt het zorgkantoor een zorgtoewijzingbericht naar het bovenregionale zorgkantoor dat wel een contract heeft met die zorgaanbieder.

In de toewijzing wordt de code van het regionale zorgkantoor opgenomen.
UP004TR065
OP117OP117: De zorgaanbieder is bij het leveren van overbruggingszorg gehouden aan het geldende overbruggingsprotocol zoals beschreven in het Voorschrift Zorgtoewijzing van Zorgverzekeraars Nederland.

UP004n.v.t.
OP122OP122: Het regionale zorgkantoor is verantwoordelijk voor de zorgtoewijzing van de client. Deze verantwoordelijkheid eindigt op het moment dat dossieroverdracht plaatsvindt naar een ander zorgkantoor.

Met ingang van de overdrachtdatum is het nieuwe zorgkantoor verantwoordelijk voor de client. In de praktijk heeft dit tot gevolg dat het bovenregionale zorgkantoor tot aan het moment van dossieroverdracht of tot aan het ontvangen van een nieuw indicatiebesluit (indien geen dossieroverdracht heeft plaatsgevonden) de berichten tussen de zorgaanbieder en het regionale zorgkantoor doorstuurt.
Als door de afgifte van een nieuw indicatiebesluit een ander zorgkantoor verantwoordelijk wordt voor de zorgtoewijzing van de client, dan stelt het nieuwe zorgkantoor het oude zorgkantoor (bijvoorbeeld via het beveiligde notitieverkeer) van deze situatie op de hoogte.
UP004n.v.t.
OP125OP125: Als een zorgaanbieder met meer dan één zorgkantoor een contractrelatie heeft, heeft hij voor elke relatie een aparte AGB-code.

UP017TR042
OP126OP126: Het zorgkantoor stuurt na een mutatiebericht waarin door de zorgaanbieder aangegeven wordt dat de zorgvraag beeindigd is, geen intrekkingbericht naar deze zorgaanbieder.

UP017n.v.t.
OP131OP131: Bij het vastleggen van ziektebeeld en stoornisgegevens dient gebruik gemaakt te worden van de speciaal voor de istandaarden opgestelde diagnosecodelijsten.

Deze zijn gebaseerd op de ICD10, de DSM IV, de ICF, de IQ en de lijsten Visueel en Auditief.
UP017n.v.t.
OP137OP137: Per client krijgt elk indicatiebesluit een uniek indicatiebesluitnummer.

UP017n.v.t.
OP141OP141: Indien een zorgaanbieder, die geen dossierhouder of coordinator zorg thuis is, de toegewezen zorg niet kan leveren, moet hij dit afstemmen met de dossierhouder of coordinator zorg thuis voordat hij dit meldt aan het zorgkantoor.

UP004TR107
OP143OP143: Het zorgkantoor en/of de dossierhouder moet(en) contact onderhouden met clienten die wachten op (de gewenste) zorg.

UP004n.v.t.
OP147OP147: Een zorgaanbieder kan buiten het berichtenverkeer om bij het zorgkantoor een aanvraag doen voor een administratieve zorgtoewijzing.

Op een administratieve zorgtoewijzing volgen de standaard berichten om aanvang te melden (leveringsstatus is ‘in zorg’) en het einde te melden (leveringsstatus is ’einde zorgvraag’).

Een mutatie voordat de aanvang is gemeld, is niet toegestaan.

UP004CS140
OP151OP151: Een zorgtoewijzing eindigt op de datum waarvan de zorgaanbieder aangeeft dat na deze datum geen zorglevering op de zorgtoewijzing meer plaats vindt.

UP004UP021n.v.t.
OP151x1OP151x1: Als de mutatiedatum vóór de ingangsdatum van de zorgtoewijzing ligt, wordt de einddatum van de zorgtoewijzing gelijk aan begindatum van de zorgtoewijzing.

UP004UP021n.v.t.
OP152OP152: Een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing voor MPT, VPT of DTV moet altijd een compleet overzicht bevatten van de te leveren zorg voor de aangevraagde leveringsvorm, vanaf de (kleinste) gewenste startdatum.

Eerder toegewezen zorg die de aangevraagde leveringsvorm betreft en die niet wordt aangevraagd vanaf de (kleinste) gewenste startdatum, wordt niet door het zorgkantoor toegewezen en de eventueel aanwezige zorgtoewijzingen voor deze leveringsvorm worden ingetrokken.
Eerder toegewezen zorg die een andere dan de aangevraagde leveringsvorm betreft, wordt niet ingetrokken op basis van deze aanvraag aangepaste zorgtoewijzing.
pgb-regels worden niet in de aanvraag opgenomen.
Deze OP is een aanvulling op/hoort bij OP335.
UP004UP017n.v.t.
OP155OP155: Een (tijdelijke) beeindiging van zorglevering, bevat een verwijzing naar de laatste melding met aanvang van de zorglevering.

UP017CD094TR069TR118TR128
OP156OP156: Het regionale zorgkantoor is verantwoordelijk voor het aanleveren van start- en stopberichten aan het CAK.

Voor bovenregionale clienten treedt het regionale zorgkantoor op als contactpersoon voor het CAK.
Voor de aanleveringen verkeerde bed geldt echter dat het zorgkantoor dat de declaratie van het ziekenhuis ontvangen heeft contactpersoon voor het CAK is.
UP012UP017n.v.t.
OP160OP160: Bij overdracht van de zorgtoewijzing en bij overplaatsing moet de zorgaanbieder de nieuwe aanbieder in het mutatiebericht vermelden.

UP004UP017n.v.t.
OP161OP161: Een zorgaanbieder mag een zorgtoewijzing overdragen aan een andere zorgaanbieder.

Voorwaarden zijn:

  • Het gaat om een reguliere zorgtoewijzing
  • De zorglevering is nog niet (opnieuw) begonnen
UP004TR073TR078
OP162OP162: De rol van dossierhouder is beperkt tot de geldigheidsperiode van de reguliere zorgtoewijzing voor verblijf, deeltijdverblijf of VPT.

UP004TR070TR107
OP164OP164: Het zorgkantoor dat een wachtlijstbericht verzendt, moet voor iedere client in het bericht het bsn vullen en optioneel een referentie zoals gebruikt in de eigen administratie. Deze referentie mag niet gelijk zijn aan het bsn van de client.

Voordat het Zorginstituut de wachtlijstgegevens over de client van het zorgkantoor ontvangt zijn alle client identificerende gegevens, referentie en bsn, gepseudonimiseerd waardoor er voor het Zorginstituut en derden die uitvoeringsinformatie ontvangen op basis van deze aangeleverde gegevens geen relatie meer is met de identificatie van clienten in systemen in de keten.
UP003CS141
OP165OP165: Het zorgkantoor moet maandelijks met een wachtlijstbericht gegevens aanleveren voor de landelijke wachtlijst.

De selectieperiode voor het wachtlijstbericht is vastgesteld op een (1) maand (ingaand op de eerste dag van de maand en eindigend op de laatste dag van de maand).
UP021CS138
OP166OP166: Het zorgkantoor moet alle indicaties die in de selectieperiode geldig zijn geweest voor clienten uit de Wlz-regio van het zorgkantoor in het wachtlijstbericht opnemen.

Het zorgkantoor mag geen gegevens exporteren van clienten waarvoor het via het bovenregionale berichtenverkeer een toewijzing heeft ontvangen.
UP021n.v.t.
OP166x1OP166x1: Wanneer de datum van overlijden van een client voor of op de peildatum van een periode valt, wordt deze client niet meer aangeleverd in het wachtlijstbericht.

UP021n.v.t.
OP166x3OP166x3: Wanneer er sprake is van dossieroverdracht tijdens de selectieperiode levert het nieuwe zorgkantoor de wachtlijstgegevens aan.

UP021n.v.t.
OP167OP167: Indien een client in de selectieperiode van het wachtlijstbericht meerdere indicaties heeft gehad, dan worden die indicaties opvolgend genummerd op basis van geldigheid.

De laatst geldende indicatie krijgt hierbij het hoogste nummer.
UP017TR079
OP169OP169: De leveringsvorm van de geindiceerde zorg moet door het zorgkantoor worden gevuld met de waarde op de einddatum van de selectieperiode (of de einddatum van de betreffende indicatie).

Indien een client afziet van zorg wordt de leveringsvorm leeg gelaten.
UP004UP021n.v.t.
OP170OP170: Het zorgkantoor mag een wachtlijstbericht pas aanleveren als het wachtlijstbericht van de voorgaande periode is goedgekeurd.

UP017TR080
OP171OP171: Het zorgkantoor moet in het wachtlijstbericht de leveringsstatussen en classificaties opnemen die horen bij een zorgtoewijzing; van toegewezen zorgeenheden wordt ook de toewijzingsdatum en eventueel de begin- en einddatum zorg vastgelegd.

De initiele leveringsstatus is ‘actief plaatsen’, tenzij de leveringsvorm pgb is (in zorg) of de client heeft aangegeven van zorg af te zien (wacht uit voorzorg).
UP004UP021n.v.t.
OP172OP172: Een zorgkantoor heeft een beperkt aantal werkdagen na het einde van de selectieperiode de mogelijkheid een aangeleverde wachtlijst export in te trekken.

UP017n.v.t.
OP174OP174: Indien een zorgtoewijzing wordt ingetrokken zonder dat er zorg is geleverd, moet de einddatum van de zorgtoewijzing worden vastgelegd.

UP004UP021n.v.t.
OP175OP175: Het zorgkantoor levert informatie aan van alle actieve toewijzingen en daaraan gerelateerde acties die horen bij de geselecteerde indicaties.

Een toewijzing is actief in een periode als de toewijzing in (een deel van) die periode geldig was.
UP021n.v.t.
OP179OP179: De grootte van verzonden bestanden mag niet meer zijn dan 25 Mb.

Deze regel wordt niet naar de techniek vertaald; daar waar grotere bestanden verwerkt kunnen worden is dat uiteraard toegestaan.
Daar waar de grootte van bestanden tot problemen in de verwerking leidt, is deze regel bedoeld om duidelijk te maken dat de verzender de bestandsgrootte moet aanpassen.
UP017n.v.t.
OP179x1OP179x1: Het wachtlijstbericht kent geen beperking voor de grootte van het bestand.

UP017n.v.t.
OP180OP180: De ontvanger van een retourbericht moet binnen één werkdag na ontvangst de fouten in het bericht corrigeren en de gecorrigeerde gegevens in een nieuw bericht opnieuw aanleveren.

Wanneer alle gegevens over een client zijn goedgekeurd, worden gegevens over die client niet opnieuw aangeleverd.
UP017n.v.t.
OP181OP181: De zorgaanbieder meldt een mutatie in de zorglevering bij voorkeur dezelfde dag, maar uiterlijk binnen vijf werkdagen na aanvang.

Ook de keuze van een client om geen zorg te willen ontvangen of het feit dat zorg niet (meer) door een zorgaanbieder geleverd kan worden moet gezien worden als een mutatie in de zorglevering.

Als de zorgaanbieder de leveringsstatus (inclusief classificatie) niet binnen de termijn van 5 werkdagen na ontvangst van de zorgtoewijzing kan vaststellen, is een termijn van 10 werkdagen van toepassing.

UP004UP021n.v.t.
OP182OP182: Een aanvraag voor overbruggingszorg dient binnen vijf werkdagen vanaf de toewijzingsdatum van de nieuwe zorgtoewijzing te worden aangevraagd.

Als de zorgaanbieder de leveringsstatus (inclusief classificatie) niet binnen de termijn van 5 werkdagen na ontvangst van de zorgtoewijzing kan vaststellen, is een termijn van 10 werkdagen van toepassing.
UP004n.v.t.
OP183OP183: Verlenging van de overbruggingszorg voor een tweede termijn dient twee maanden na de start van de eerste periode van overbruggingszorg te worden aangevraagd.

UP004n.v.t.
OP186OP186: Het beeindigen van een zorgtoewijzing op een datum die in het verleden ligt kan alleen na een herindicatie of na overleg met de betreffende zorgaanbieder.

Deze regel is van toepassing op dié situaties waarin de zorgaanbieder niet had kunnen weten dat hij geen zorg meer mocht leveren.
UP004UP017n.v.t.
OP187OP187: Als ketenpartijen door omstandigheden enige tijd niet kunnen voldoen aan de afspraken rondom de informatievoorziening, dan moet dit gemeld worden aan Zorginstituut Nederland.

Zorginstituut Nederland kan als tactisch beheerder meedenken over passende oplossingen voor alle betrokken ketenpartijen, voor zover deze ketenpartijen niet reeds zelf passende oplossingen hebben gevonden. Zorginstituut Nederland informeert overige ketenpartijen indien nodig.
UP017n.v.t.
OP192OP192: Verzonden bestanden moeten voldoen aan de technische eisen.

  1. Het berichtuitwisselingsformaat is XML.
  2. De bestandcodering is UTF-8.
  3. Het gebruik van Byte-Order-Mark (BOM) is niet toegestaan.
  4. Het einderegel teken is een combinatie van CR/LF (Windows einde-regel teken).
  5. Gebruik xml als bestandextensie voor het bestand waar het XML bericht in opgenomen is.
UP017n.v.t.
OP251OP251: Indicatiebesluiten waarvan de ingangsdatum op of na 1 januari 2015 ligt, bevatten alleen zorgeenheden die aan de criteria van de Wlz voldoen.

UP007n.v.t.
OP252OP252: Bij een (deels) onbekende geboortedatum moet aangegeven worden welk deel van de geboortedatum betrouwbaar is.

UP017CS139
OP253OP253: Indien het intrekken of wijzigen van een melding aanvang zorg of mutatie/einde zorg noodzakelijk is, moet deze intrekking of wijziging altijd zo spoedig mogelijk verstuurd worden.

Een bericht waarvan de startdatum respectievelijk de mutatiedatum meer dan een jaar in het verleden ligt, mag alleen na overleg met het zorgkantoor en het CAK worden ingetrokken of gewijzigd.
UP012UP017n.v.t.
OP255OP255: Het zorgkantoor geeft een wijziging van de leveringsvorm door aan het CAK. Het zorgkantoor stuurt hiervoor een nieuwe melding aanvang zorg naar het CAK.

UP012n.v.t.
OP300OP300: De zorgaanbieder vermeldt bij een aanvraag voor zorg thuis in de vorm van een MPT of, naar zijn mening, de zorg doelmatig en verantwoord geleverd kan worden.

UP004UP034n.v.t.
OP309OP309: Het zorgkantoor draagt bij verhuizing van de client naar een andere zorgkantoorregio het dossier van de client over aan het desbetreffende zorgkantoor.

Met ingang van de overdrachtdatum, die altijd na de verhuisdatum ligt, is het nieuwe zorgkantoor verantwoordelijk voor de client. Overdracht vindt niet met terugwerkende kracht plaats.

Het zorgkantoor ontvangt vanuit de Basisregistratie Personen (BRP) melding van de verhuizing van de cliënt. Het zorgkantoor draagt de cliënt op basis van dit signaal over aan het nieuwe zorgkantoor.

Indien de client in het kalenderjaar waarin de verhuizing plaatsvindt geen of uitsluitend zorg in natura heeft ontvangen, vindt dossieroverdracht zo spoedig mogelijk plaats, maar uiterlijk 30 kalenderdagen na de dag waarop het zorgkantoor het bericht van verhuizing vanuit de BRP heeft ontvangen. Het bijbehorende iWlz-bericht (ZK31) wordt op de dag voorafgaand aan de overdrachtdatum verstuurd.

Indien de client in het kalenderjaar waarin de verhuizing plaatsvindt een pgb-toewijzing van minimaal 2 aaneengesloten dagen heeft (gehad) en/of er is aan de client een pgb-budget toegekend, vindt dossieroverdracht plaats per 1 januari van het kalenderjaar volgend op het bericht vanuit de BRP over de verhuizing van de cliënt. Het bijbehorende iWlz-bericht (ZK31) mag uitsluitend in de aan de dossieroverdracht voorafgaande maand november of december verstuurd worden.

UP004TR108TR109TR110
OP310OP310: Dossieroverdracht van een client van zorgkantoor naar zorgkantoor vindt plaats door middel van een bericht. Het verzendende zorgkantoor neemt in dit bericht alle zorgtoewijzingen van de betreffende client op die op de overdrachtdatum geldig zijn.

Alle leveringsvormen moeten worden opgenomen, inclusief pgb.
UP004TR111
OP311OP311: Bij dossieroverdracht van een client van zorgkantoor naar zorgkantoor wijst het ontvangende zorgkantoor de zorg (opnieuw) toe aan alle bij de zorg aan de client betrokken zorgaanbieders.

Indien van toepassing verstuurt het ontvangende zorgkantoor ook bovenregionale zorgtoewijzingen.

Het zorgkantoor wijst de overgedragen zorgtoewijzingen toe met als ingangsdatum de overdrachtdatum.

UP004n.v.t.
OP312OP312: Na dossieroverdracht van een client stuurt het nieuwe zorgkantoor naar aanleiding van het/de ontvangen bericht(en) van de zorgaanbieder(s) een bericht naar het CAK.

Dit betreft een melding aanvang zorg door het nieuwe zorgkantoor, waardoor een zogenaamde MAZ op MAZ - situatie ontstaat bij het CAK.
UP004n.v.t.
OP313OP313: Bij dossieroverdracht van een client trekt het verzendende zorgkantoor per de dag voorafgaand aan de overdrachtdatum alle zorgtoewijzingen in die op of na de overdrachtdatum nog geldig zijn of een ingangsdatum in de toekomst hebben.

Het zorgkantoor maakt hierbij gebruik van de reden intrekking ‘Verhuizing’. Er wordt geen einde zorg gemeld bij het CAK als gevolg van de verhuizing van de cliënt.
UP004n.v.t.
OP314OP314: De zorgaanbieder die een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing (AAT) indient, vult bij een aanvraag voor een MPT in wie de coordinator zorg thuis is en vult bij een aanvraag voor een VPT, voor verblijf of deeltijdverblijf in wie de dossierhouder is.

Indien een AAT niet van toepassing is, maar er wel een wijziging van dossierhouder of coordinator zorg thuis plaatsvindt, wordt deze wijziging buiten het berichtenverkeer om aan het zorgkantoor doorgegeven.
UP004UP008UP019TR107
OP315OP315: De zorgaanbieder die een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing (AAT) voor verblijf of deeltijdverblijf indient bij het zorgkantoor, geeft in de aanvraag aan bij welke aanbieder de client wordt opgenomen.

Indien meer aanbieders bij de zorglevering aan de client betrokken zijn, wordt op deze manier duidelijk bij welke aanbieder de client is opgenomen en welke aanbieder(s)

  • in geval van verblijf, uitsluitend dagbesteding of behandeling levert (leveren);
  • in geval van deeltijdverblijf, de zorg thuis levert (leveren).
UP004UP008UP019TR120TR127
OP316OP316: De coordinator zorg thuis (CZT) moet betrokken zijn bij de zorglevering van het modulair pakket thuis (MPT) aan de client.

De coordinator zorg thuis levert (een deel van) het MPT.
UP004UP008UP019n.v.t.
OP317OP317: Alleen een zorgaanbieder die de rol van dossierhouder of coordinator zorg thuis heeft, mag bij het zorgkantoor een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing indienen.

Indien een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing (AAT) niet van toepassing is, mag alleen de dossierhouder aan het zorgkantoor een wijziging van dossierhouderschap doorgeven en mag alleen de coordinator zorg thuis aan het zorgkantoor een wijziging van coördinator zorg thuis doorgeven.
UP004UP008UP019TR107
OP318OP318: Indien de client de zorg via een combinatie van zorg in natura (MPT, VPT, DTV of Verblijf) en PGB wil ontvangen, neemt het zorgkantoor in het zorgtoewijzingbericht ook een (informatieve) zorgtoewijzing met leveringsvorm PGB op.

De zorgtoewijzing met leveringsvorm PGB bevat vanwege privacyaspecten geen percentage en is bedoeld om de zorgaanbieder te attenderen op de gecombineerde leveringsvorm waarmee hij in zijn zorgplan rekening moet houden. Indien er sprake is van de combinatie Verblijf en PGB of van de combinatie VPT en PGB, mag het PGB-deel uitsluitend ingezet worden voor de begeleiding in groepsverband (BG-GRP).
UP004UP008UP019n.v.t.
OP320OP320: Dezelfde zorgeenheid mag, onder voorwaarden, meer dan één keer aan dezelfde Instelling worden toegewezen.

Overlap kan zich voordoen als er sprake is van verschillende leveringsvormen.
UP004TR106
OP321OP321: In een zorgtoewijzing voor verblijf geeft het zorgkantoor aan welke aanbieders de client mogen opnemen en welke aanbieders uitsluitend dagbesteding en/of behandeling mogen leveren.

Van de aanbieders die de client mogen opnemen, is een (1) de dossierhouder.
UP004n.v.t.
OP322OP322: Als met de aanvraag van een aangepaste zorgtoewijzing de leveringsstatus en/of de classificatie van een eerder afgegeven toewijzing wijzigt, moet voor die eerdere toewijzing in hetzelfde bericht een mutatie ZZP worden opgenomen.

Het gaat hier om de situaties waarin

  • de client de zorg (nu) nog niet wil ontvangen (MUT12)
  • de aanbieder de zorg nu nog niet kan leveren (MUT18)
  • de zorglevering is beeindigd (MUT19)

Indien bij de aanvraag aangepaste zorgtoewijzing geen sprake is van een wijziging in de leveringsstatus en/of classificatie, is een mutatiezorgzwaartepakket niet van toepassing. De zorgaanbieder neemt uitsluitend een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing in het bericht op.

UP004TR041
OP323OP323: Indien de dossierhouder of coordinator zorg thuis de toegewezen zorg samen met een of meer andere aanbieders gaat leveren, vraagt hij (in overleg met de betrokken zorgaanbieder(s)) een aangepaste zorgtoewijzing aan.

Dit is ook van toepassing indien gedurende de zorglevering een wijziging plaatsvindt in

  • de bij de zorglevering betrokken aanbieders
  • de verdeling van het budget over de betrokken aanbieders (wijziging toewijzingpercentages)
  • de benodigde hoogte van het totale budget (bijzondere situatie)
  • het aantal etmalen (deeltijdverblijf)
UP004TR120TR127
OP324OP324: Op ieder moment kan de client bij één zorgaanbieder tegelijk zijn opgenomen.

Bij overplaatsing van de client mag er sprake zijn van een (1) dag overlap, dat wil zeggen dat de client op de dag van verhuizing zowel bij de oude als bij de nieuwe zorgaanbieder is opgenomen.

In het kader van uniformiteit is het noodzakelijk dat alle zorgkantoren deze overlap van één dag altijd toepassen.

LET OP: niet alle zorgtoewijzingen voor verblijf betreffen Opname. Het gaat hier om de overlap in opname.

UP004UP008UP033OP324x1
OP324x1OP324x1: Indien de client bij meer aanbieders wil wachten op opname, mogen de zorgtoewijzingen voor verblijf die de opname betreffen elkaar geheel of gedeeltelijk overlappen.

De overlap is hier niet beperkt tot een (1) dag.
OP324UP004UP021n.v.t.
OP325OP325: Een wijziging die met status aanlevering 2 wordt doorgegeven, overschrijft in zijn geheel de laatst verzonden aanlevering.

Dit betekent dat het niet mogelijk is om voor een (1) client twee wijzigingen voor dezelfde aanlevering (GeleverdeZorg of MutatieZorg) op dezelfde dag te versturen.
UP017n.v.t.
OP326OP326: Een gewijzigd bericht kan verwijderd worden.

Een bericht dat eerder met status aanlevering ‘2’ (Gewijzigde aanlevering) gewijzigd is, kan verwijderd worden met status aanlevering ‘3’ (Verwijderen aanlevering).
Resultaat van deze verwijdering is dat de aanlevering in zijn geheel (zowel de oorspronkelijke als de gewijzigde aanlevering(en)) komt te vervallen.
UP017TR104
OP327OP327: Iedere nieuwe melding 'Geleverde zorg' aan het CAK krijgt een nummer om de aanlevering uniek te identificeren.

De eigen bijdrage wordt vastgesteld op basis van alle aan een client geleverde zorg met dezelfde leveringsvorm.

Er is sprake van een nieuwe melding

  • wanneer het een aanlevering voor een nieuwe cliënt betreft;
  • wanneer het een aanlevering voor een bestaande cliënt betreft voor wie zich een nieuwe situatie voordoet waarbij
    • de leveringsvorm wijzigt;
    • in geval van VPT of (deeltijd)verblijf een andere aanbieder de zorg gaat leveren;
    • in geval van deeltijdverblijf het aantal etmalen wijzigt;
    • het zorgzwaartepakket wijzigt;
    • het zorgkantoor wijzigt.
UP012UP017TR074
OP329OP329: De rol van coordinator zorg thuis is beperkt tot de geldigheidsperiode van de zorgtoewijzing voor MPT.

UP004TR070TR107
OP330OP330: Indien na dossieroverdracht sprake is van correcties met terugwerkende kracht voor zorg in natura, moet het zorgkantoor dat in de betreffende periode verantwoordelijke was voor de client zorgen voor nieuwe zorgtoewijzingen.

Tot en met de dag voorafgaand aan de overdrachtdatum is het oude zorgkantoor verantwoordelijk voor de client. Met ingang van de overdrachtdatum is het nieuwe zorgkantoor verantwoordelijk voor de client.

Dat houdt in dat het oude zorgkantoor bij correcties met terugwerkende kracht die de periode voor de overgangsdatum betreffen, moet zorgen voor nieuwe zorgtoewijzingen.
Indien deze correcties ook van toepassing zijn op de periode vanaf de overdrachtdatum, kan dat vanuit het oude zorgkantoor leiden tot een verzoek aan het nieuwe zorgkantoor om een nieuwe bovenregionale zorgtoewijzing te versturen.

Deze regel geldt uitsluitend voor zorg in natura en niet voor pgb.

UP004n.v.t.
OP331OP331: Indien bij dossieroverdracht al een actueler, geldig indicatiebesluit in de administratie van het nieuwe zorgkantoor aanwezig is, worden de gegevens uit het ontvangen verhuisbericht wel verwerkt, maar volgen er geen nieuwe zorgtoewijzingen.

Indien het actuelere besluit een ingangsdatum in de toekomst heeft en op de overdrachtdatum nog niet geldig is, moet het nieuwe zorgkantoor wel zorgtoewijzingen versturen op basis van het ontvangen verhuisbericht.
UP004n.v.t.
OP332OP332: Bij dossieroverdracht is het ontvangende zorgkantoor verantwoordelijk voor het doorsturen van de actuele contactgegevens van de client en van de relaties van de client.

UP004n.v.t.
OP335OP335: Een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing voor Verblijf moet altijd een compleet overzicht bevatten van de te leveren zorg die nieuw is of gewijzigd moet worden voor de leveringsvorm Verblijf, vanaf de (kleinste) gewenste startdatum.

Zorgtoewijzingen met de leveringsvorm Verblijf die ongewijzigd moeten blijven, worden niet in de aanvraag opgenomen. Deze zorgtoewijzingen worden niet ingetrokken.
Eerder toegewezen zorg die een andere dan de aangevraagde leveringsvorm betreft, wordt niet ingetrokken op basis van deze aanvraag aangepaste zorgtoewijzing.
PGB-regels worden niet in de aanvraag opgenomen.
Deze OP is een aanvulling op/hoort bij OP152.
UP004UP017TR120
OP336OP336: Indien een client bij meer aanbieders op de wachtlijst wil staan, moet dit buiten het berichtenverkeer om bij het zorgkantoor gemeld worden. De extra zorgtoewijzingen voor verblijf kunnen niet door middel van een AAT worden aangevraagd.

UP004UP019UP021UP033TR120
OP337OP337: Indien voor de client een artikel 21-verklaring is afgegeven, geeft het CIZ dit aan in het indicatiebesluit.

Als verblijf in de zin van opname van een client op grond van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap noodzakelijk wordt geacht maar de client is niet in staat om hiermee in te stemmen of zich hiertegen te verzetten, kan de client worden opgenomen op grond van artikel 21 van de Wet Zorg en Dwang.
UP023n.v.t.
OP338OP338: Een melding aanvang zorg of mutatie/einde zorg moet verzonden worden naar het zorgkantoor waarvan de zorgtoewijzing, waarop het bericht een reactie is, afkomstig is.

  • een aanbieder stuurt een AW35 of een AW39 naar de afzender van de AW33
  • een zorgkantoor stuurt een ZK35 of een ZK39 naar de afzender van de ZK33
UP004UP017TR100
OP339OP339: Voor de berichtuitwisseling tussen CAK en zorgkantoor zijn extra (functionele) retourcodes opgenomen om bijzondere situaties nader te duiden.

Eenduidige vertaling naar technische regels is in deze situaties niet (eenvoudig) mogelijk. Nadere specificatie van de reden van afkeur is van belang voor een snelle en goede analyse van retourberichten. Om een betere terugkoppeling te ondersteunen is voor de CA-berichten voor bepaalde tijd een uitzondering gemaakt en is het mogelijk om functionele retourcodes te gebruiken.
UP017n.v.t.
OP340OP340: Het zorgkantoor mag met ingang van 1 januari 2020 deeltijdverblijf toewijzen.

Van deeltijdverblijf is sprake als een client volgens een vast en structureel patroon verblijf in een instelling combineert met zorg thuis, waarbij het verblijf geen logeeropvang betreft.

Of deeltijdverblijf geleverd kan worden, wat de samenstelling ervan moet zijn en wanneer de levering kan starten wordt in onderling overleg tussen cliënt, aanbieders en zorgkantoor vastgesteld.

UP004TR124
OP341OP341: Wanneer sprake is van deeltijdverblijf moet het geleverde aantal etmalen verblijf overeenkomen met het toegewezen aantal etmalen.

Indien het aantal etmalen dat de client verblijft niet (meer) overeenkomt met het toegewezen aantal etmalen, moet de dossierhouder hiervoor aangepaste zorgtoewijzingen aanvragen voor alle zorgaanbieders die betrokken zijn bij de levering van deeltijdverblijf aan de client.
UP004UP008TR125
OP342OP342: In een zorgtoewijzing voor deeltijdverblijf geeft het zorgkantoor aan welke zorgaanbieder de client mag opnemen en welke zorgaanbieders de zorg thuis mogen leveren.

UP004n.v.t.
OP351OP351: De zorgaanbieder die het opnamedeel van het verblijf levert, meldt bij aanvang zorg of hij wel of geen behandeling levert.

Voor het declareren van farmacie en hulpmiddelen is het van belang om te weten of een Wlz-client die in een instelling woont, verblijf met of zonder behandeling ontvangt. Deze informatie wordt afgeleid uit de declaratie Wlz. Door in de melding aanvang zorg al door te geven of er wel of geen sprake is van behandeling, is deze informatie eerder beschikbaar.
UP008TR129
OP352OP352: Voor cliënten die vanuit het ziekenhuis wachten op opname in een instelling of zorg thuis, de zogenaamde ‘verkeerde-bed-situaties’, levert het zorgkantoor via het berichtenverkeer de gegevens voor de eigen bijdrage bij het CAK aan.

Voor deze aanlevering wordt gebruik gemaakt van de fictieve leveringsvorm Verkeerde bed (VKB) die uitsluitend in de berichten aan het CAK gebruikt mag worden.
UP012n.v.t.
OP353OP353: In een bericht moet het BRP-adres van de client altijd actueel zijn. De verzender van het bericht is verantwoordelijk voor het opnemen van het actuele BRP-adres van de client.

UP015n.v.t.
OP356OP356: Zodra de zorgaanbieder een zorgtoewijzing voor een VPT of een MPT ontvangt, weet hij dat het zorgkantoor een positieve beschikking afgeeft aan de client.

UP034n.v.t.
OP357OP357: Ten behoeve van zogenaamde 'verkeerde-bed-situaties' komen in de iWlz-AGB-codelijst ziekenhuiscodes voor. Deze codes zijn uitsluitend opgenomen voor het eigen-bijdrage-proces en mogen alleen in het bericht ‘Aanvang zorg CAK’ gebruikt worden.

UP012UP033n.v.t.
OP358OP358: Het zorgkantoor legt contractrelaties met zorgaanbieders vast in de iWlz-AGB-codelijst.

NB: AGB-codes die beginnen met 71 worden niet opgenomen in de iWlz-AGB-codelijst. Zorgkantoren en zorgaanbieders gebruiken AGB-codes die beginnen met 71 voor het aanduiden van afzonderlijke locaties van zorgaanbieders. Deze codes zijn niet bedoeld voor zorgtoewijzing.
UP033n.v.t.