Zorginstituut Nederland
iWmo
iJw
iWlz
iPgb
iEb

Invulinstructie

Op deze pagina wordt een overzicht getoond van alle regels die onderdeel zijn van iWlz 2.4.

CodeTitel en documentatieUitwerking van regel(s)
IV002IV002: Hoe om te gaan met de adressering indien er sprake is van een organisatie?

Alleen vullen indien client en/of relatie client in instelling verblijft.
n.v.t.
IV007IV007: Hoe wordt de naam van een client of relatie vastgelegd?`

Van een client of relatie worden de achternaam, voorvoegsel en voornamen en/of voorletters gescheiden vastgelegd. Voor het vastleggen van de VolledigeNaam van een client geldt het volgende format:

  • De Geslachtsnaam wordt altijd vastgelegd. Deze bestaat uit de Naam en eventueel een Voorvoegsel;
  • De Partnernaam kan worden vastgelegd. Ook deze bestaat uit de Naam en eventueel een Voorvoegsel;
  • Voornamen kunnen worden vastgelegd, gescheiden door spaties;
  • Voorletters kunnen worden vastgelegd, aaneengesloten, zonder punten of spaties;
  • NaamGebruik geeft de gewenste aanspreekvorm aan. Hiermee wordt bij correspondentie de volgorde bepaald in het gebruik van de geslachtsnaam en de naam van de partner. Het vullen van NaamGebruik hangt dus af van hoe de client of relatie zijn/haar naam hanteert.
n.v.t.
IV008IV008: Hoe moet worden omgegaan met correcties?

In het berichtenverkeer bestaat de mogelijkheid om eerder verstuurde berichtklassen te corrigeren. Hiervoor wordt eerst de betreffende berichtklasse verwijderd en wordt vervolgens (eventueel) een nieuwe berichtklasse verstuurd.
Om aan te geven dat een berichtklasse dient te worden verwijderd wordt StatusAanlevering van de betreffende berichtklasse gevuld met de waarde 3 (verwijderen). De te verwijderen berichtklasse wordt geidentificeerd door de (logische) sleutel van de klasse.

Eventueel kan in hetzelfde bericht ook de vervangende berichtklasse worden aangeleverd; in deze berichtklasse wordt StatusAanlevering gevuld met de waarde 1 (eerste aanlevering).

Of de vervangende berichtklasse kan worden aangeleverd in hetzelfde bericht of dat een nieuw bericht nodig is, is afhankelijk van het berichtelement dat gecorrigeerd moet worden. Dat heeft te maken met de logische sleutels:

  1. Het te corrigeren berichtelement is onderdeel van de logische sleutel: de correctie kan in hetzelfde bericht worden doorgegeven. Beide berichtklassen hebben een unieke logische sleutel.
  2. Het te corrigeren berichtelement is geen onderdeel van de logische sleutel: de correctie moet in een apart bericht worden doorgegeven. De gecorrigeerde en de originele berichtklasse hebben dezelfde logische sleutel. Binnen één bericht wordt hierop afgekeurd omdat de software dit interpreteert als dat er twee keer dezelfde berichtklasse is opgenomen.

Uiteraard moet worden voorkomen dat een nieuwe aanlevering eerder wordt verwerkt dan de correctie (verwijdering). Het is daarom te adviseren om waar mogelijk de correctie (verwijdering) en nieuwe aanlevering in hetzelfde bericht op te nemen.

n.v.t.
IV009IV009: Hoe moet worden omgegaan met een geboortedatum?

Wanneer de Geboortedatum niet volledig of onbekend is, dan wordt het deel dat wel bekend is gebruikt en wordt voor de overige delen de waarde 01 (dag en maand) of 1900 (jaar) gebruikt. Het element DatumGebruik geeft aan welk deel van de datum bekend is en dus te gebruiken.

Voorbeelden:

  • Een volledig onbekende geboortedatum wordt 01-01-1900
  • Is alleen bekend dat de geboorte in 1953 was, dan wordt de geboortedatum 01-01-1953
  • Is alleen bekend dat de geboorte in september 1949 was, dan wordt de geboortedatum 01-09-1949
n.v.t.
IV010IV010: Hoe moet worden omgegaan met InstellingBestemming in de zorgtoewijzing?

Als er sprake is van een intrekking van een zorgtoewijzing dan moet in de rubriek InstellingBestemming, indien bekend, de instelling worden aangegeven aan welke de betreffende zorgeenheid is toegewezen.
n.v.t.
IV013IV013: Welke zorgtoewijzing is het meest recent?

Om vast te kunnen stellen welke zorgtoewijzing het recentst is, zijn Toewijzingsdatum en Toewijzingstijd in het zorgtoewijzingbericht opgenomen. Het zorgkantoor vult deze velden met de datum en de tijd waarop de zorgtoewijzing definitief is vastgesteld. Het gaat hier om het moment waarop het zorgkantoor de zorgtoewijzing vaststelt en niet om het moment van verzending van het bericht. De zorgtoewijzing met de meest recente Toewijzingsdatum en Toewijzingstijd is het actuele zorgtoewijzingbericht.

Als een zorgaanbieder het zorgkantoor verzoekt om een bestaande zorgtoewijzing nog een keer te versturen, blijft de inhoud van Toewijzingsdatum en Toewijzingstijd onveranderd.
Een intrekking van de zorgtoewijzing moet beschouwd worden als een gewijzigde zorgtoewijzing. Het zorgkantoor vult Toewijzingsdatum en Toewijzingstijd met de datum en tijd waarop het zorgkantoor de intrekking vaststelt.
In geval van een bovenregionale zorgtoewijzing neemt het bovenregionale zorgkantoor Toewijzingsdatum en Toewijzingstijd ongewijzigd over uit het ZK33-bericht.

n.v.t.
IV014IV014: Welke adresgegevens moeten worden gebruikt in het wachtlijstbericht?

In het wachtlijstbericht moet van het actuele BRP- of verblijfadres (indien geen BRP-adres bekend is) de combinatie van Postcode en LandCode worden overgenomen uit het indicatiebesluit. Indien het een buitenlands adres betreft mag alleen de LandCode worden gevuld. Van de postcode worden alleen de 4 cijfers overgenomen.

Indien er sprake is van meerdere indicaties in de selectieperiode moeten de gegevens van de meest actuele indicatie in de periode worden overgenomen.

n.v.t.
IV016IV016: Hoe moet de datum geldigheid (einde) indicatiebesluit worden gevuld in het wachtlijstbericht?

In het wachtlijstbericht geeft de Einddatum het daadwerkelijke einde aan van de geldigheid van de indicatie. Ten opzichte van de door het CIZ afgegeven einddatum kan deze datum dus moeten worden aangepast indien er sprake is van een herindicatie of indien er sprake is van het overlijden van de client.

In het geval er sprake is van een herindicatie wordt de datum geldigheid (einde) indicatiebesluit gevuld met de datum die een (1) dag ligt voor de ingangsdatum van de herindicatie.
In het geval er sprake is van het overlijden van de client wordt de datum geldigheid (einde) indicatiebesluit gevuld met de datum van overlijden.

n.v.t.
IV017IV017: Hoe moet de VoorkeurClient worden gevuld in het wachtlijstbericht?

In het wachtlijstbericht geeft VoorkeurClient de wens aan van de client t.a.v. plaats en vorm van zorglevering op het moment van indicatiestelling.
n.v.t.
IV018IV018: Welke Toewijzingsdatum moet worden gevuld in het wachtlijstbericht?

In het wachtlijstrecord moet de eerste Toewijzingsdatum aan de zorgaanbieder voor de betreffende zorgeenheid worden opgenomen.
Bij leveringsvorm PGB wordt de Toewijzingsdatum overgenomen uit de interne Wlz administratie van het zorgkantoor.
n.v.t.
IV019IV019: Welke Begindatum zorglevering moet worden gevuld in het wachtlijstbericht?

In het wachtlijstrecord moet als Begindatum de begindatum uit een melding aanvang zorg worden overgenomen die het dichtst bij de Ingangsdatum van de betreffende zorgeenheid ligt.
Bij leveringsvorm PGB wordt de Begindatum overgenomen uit de interne Wlz administratie van het zorgkantoor.

Voor zorgtoewijzingen die na het beeindigen van de zorg worden aangehouden en waar later opnieuw zorg op wordt geleverd, geldt dat alleen van de eerste keer dat geleverd is de Begindatum wordt opgenomen.

n.v.t.
IV020IV020: Welke Mutatiedatum moet worden gevuld in het wachtlijstbericht?

In het wachtlijstrecord moet als Mutatiedatum de datum worden gebruikt waarop de zorglevering daadwerkelijk is beëindigd.

Indien de zorg beëindigd is met een mutatiebericht, dan de Mutatiedatum uit dat mutatiebericht als Mutatiedatum vullen.

Indien de zorg niet beëindigd is met een mutatiebericht, maar beëindigd is op de einddatum van de zorgtoewijzing, dan de einddatum van de zorgtoewijzing als Mutatiedatum vullen.

Indien de zorg niet is aangevangen en de zorgtoewijzing is ingetrokken, dan de einddatum van de zorgtoewijzing als Mutatiedatum vullen.

Voor zorgtoewijzingen die na het beëindigen van de zorg worden aangehouden en waar later opnieuw zorg op wordt geleverd, geldt dat de Mutatiedatum niet wordt gevuld.

n.v.t.
IV021IV021: Hoe moet Leveringsvorm worden gevuld in het wachtlijstbericht?

In het wachtlijstbericht wordt in Leveringsvorm aangegeven in welke vorm de client de zorgeenheid ontvangt. De leveringsvorm wordt overgenomen uit de toewijzing, tenzij de client de zorgeenheid ontvangt in de vorm van een PGB. In dat geval wordt hier de waarde 2 (Persoonsgebonden budget (PGB)) gevuld. Bij Leveringsvorm PGB is de client altijd in zorg, het is daarom niet nodig om voor een PGB de Leveringsstatus (Leveringsstatus en IngangsdatumStatus) in het bericht op te nemen. Indien sprake is van een verkeerde-bed-situatie, wacht de cliënt met een Wlz-indicatie in het ziekenhuis op opname in een instelling of zorg thuis. Voor de verkeerde-bed-situatie is geen zorgtoewijzing aanwezig. Leveringsvorm mag daarom niet de waarde 9 (Verkeerde bed (VKB)) bevatten
n.v.t.
IV022IV022: Hoe moet IngangsdatumStatus worden gevuld het wachtlijstbericht?

De IngangsdatumStatus wordt bepaald door de datum waarop de betreffende leveringsstatus of leveringsstatusclassificatie van kracht is geworden. In het berichtenverkeer wordt deze datum bepaald door de Begindatum uit de melding aanvang zorg of door de Mutatiedatum uit het mutatiebericht.
n.v.t.
IV023IV023: Hoe moeten Leveringsstatus en Leveringsstatusclassificatie worden gevuld in het wachtlijstbericht?

Alle leveringsstatussen en leveringsstatusclassificaties die horen bij een zorgtoewijzing moeten worden aangeleverd in het leveringsstatusrecord. Indien er op een (1) dag meerdere leveringsstatussen en/of leveringsstatusclassificaties op dezelfde zorgtoewijzing zijn gemeld, dan moeten alleen die leveringsstatus en bijhorende leveringsstatusclassificatie worden doorgegeven die op het einde van de betreffende dag geldig waren.
n.v.t.
IV025IV025: Hoe gebruik ik de diagnosecodelijsten om ziektebeeld en stoornisgegevens vast te leggen?

Het CIZ maakt bij het vastleggen van ziektebeeld- en stoornisgegevens gebruik van diagnosecodelijsten die zijn gebaseerd op de ICD10, de DSM IV, de ICF, de IQ en de lijsten ‘Visueel’ en ‘Auditief’. Bij de ziektebeeld- en stoornisgegevens legt het CIZ in drie stappen informatie vast over het ziektebeeld van de client. Met de waarde (code) in Diagnosecodelijst geeft het CIZ aan welke van bovengenoemde classificaties wordt gebruikt. Deze code bepaalt vervolgens welke informatie in SubcodeDiagnosecodelijst en ZiektebeeldStoornis vastgelegd mag worden. Let op! De unieke aanduiding van ZiektebeeldStoornis is COD529. Voor dit gegeven bestaat geen één-op-één relatie met een codelijst; er is géén codelijst met de aanduiding COD529. De codelijst die het CIZ gebruikt om ZiektebeeldStoornis te vullen, hangt af van de vulling van de voorgaande rubrieken.
n.v.t.
IV026IV026: Wanneer is een client geheim?

Het element GeheimeClient wordt door het CIZ gevuld met ja indien de client bij het CIZ geregistreerd staat met de status geheim persoon. Deze status heeft betrekking op Blijf van mijn lijfhuizen of indicaties waarbij uit veiligheidsoverwegingen de privacy van de client gewaarborgd moet worden.
Overdracht van deze clientgegevens aan derden moet uiterst zorgvuldig gebeuren om te voorkomen dat de clienten traceerbaar zijn, wat grote gevolgen kan hebben voor de veiligheid van deze clienten.
n.v.t.
IV028IV028: Hoe wordt een retourbericht opgesteld?

Een retourbericht wordt gestuurd om de zender te informeren over de beoordeling (technisch/inhoudelijk) van het heenbericht.
Een retourbericht wordt als volgt opgebouwd:
Een retourbericht bevat altijd een Header:

  • In de header wordt de BerichtCode gevuld met de berichtcode van het betreffende retourbericht.
  • Overige elementen, inclusief Afzender en Ontvanger, worden ongewijzigd overgenomen van de header van het heenbericht.
  • De header wordt aangevuld met identificerende gegevens van het retourbericht (IdentificatieRetour en DagtekeningRetour) en kan worden aangevuld met het versienummer van de XSLTs die gebruikt zijn om het bericht te controleren.
    Wat na de header volgt is afhankelijk van of en op welk controleniveau fouten zijn geconstateerd:

Er zijn geen fouten geconstateerd: #

Wanneer geen fouten geconstateerd zijn is het heenbericht volledig goedgekeurd. Het retourbericht bevat in dat geval alleen een Header, zonder retourcodes.

Controleniveau 1: Er zijn fouten geconstateerd bij XSD validatie #

Indien het bestand niet valideert tegen het XSD krijgt de afzender een foutmelding. Er wordt geen retourbericht verzonden.

Controleniveau 2: Er zijn fouten geconstateerd bij XSLT validatie #

Voor alle regels die binnen één bericht gecontroleerd kunnen worden, maar die niet via het XSD gevalideerd kunnen worden, zijn XSLTs beschikbaar die gebruikt kunnen worden om de controles uit te voeren. Wanneer een bericht een fout oplevert bij een controle op één van deze regels zijn er twee mogelijke afhandelingen:

  • Alleen de Header wordt teruggestuurd met de algemene retourcode 0001 (Bericht is afgekeurd om technische redenen.). Het versienummer van de XSLTs die gebruikt zijn bij de controles moet verplicht worden ingevuld.
  • Het is ook toegestaan om dezelfde werkwijze te volgen als beschreven voor controleniveau 3 of 4.

Controleniveau 3 of 4: Er zijn fouten geconstateerd op berichtoverstijgende controles of controles tegen een externe bron #

Indien er een fout geconstateerd is in de Header, bevat het retourbericht alleen de Header met daarbij de retourcode van de regel op basis waarvan de fout geconstateerd is.
Indien in één of meer berichtklassen over een Client fouten zijn geconstateerd, worden alle berichtklassen van die Client ongewijzigd overgenomen in het retourbericht. Bij iedere berichtklasse wordt telkens met een retourcode aangegeven wat de status is:

  • Geen fouten geconstateerd in deze berichtklasse: retourcode 0200
  • Deze berichtklasse is niet gecontroleerd: retourcode 0233
  • Er is een fout geconstateerd in deze berichtklasse: de retourcode van de regel op basis waarvan de fout geconstateerd is.
    NB: Een bericht kan informatie over meerdere clienten bevatten. Clienten waarin geen fouten zijn geconstateerd, worden niet opgenomen in het retourbericht.
n.v.t.
IV029IV029: Hoe moet VoorkeurClient gevuld worden?

VoorkeurClient is een gecodeerde aanduiding van de voorkeur van de client ten aanzien van plaats en/of vorm van zorglevering. Dit element is opgenomen in de geindiceerde zorgeenheid (alleen zorgzwaartepakket).

VoorkeurClient wordt gevuld met een waarde uit codelijst COD999 - VOORKEUR CLIENT.

GeindiceerdZorgzwaartepakket #

VoorkeurClient in de indicatie geeft aan wat de voorkeur van de client is op het moment van indicatiestelling. Er zijn geen technische regels voor het vullen van VoorkeurClient, ook niet voor de combinatie met InstellingVoorkeur; het gaat hier om de wens van de client.
Het CIZ zal overigens voor ZZP0 (partnerverblijf) altijd 4 (Verblijf) vullen.
Hoe moet VoorkeurClient gevuld worden?
Het volgende is daarbij van belang:
a. Wil de client de zorg in een instelling ontvangen -> dan 4 (Verblijf) vullen en als de client daarbij de dagbesteding met een PGB wil inkopen, dan 9 (Verblijf/PGB) vullen.
b. Wil de client de zorg thuis ontvangen? -> dan zijn er de volgende mogelijkheden:

  • Als de client de zorg volledig met een PGB wil inkopen, dan 2 (PGB) vullen.
  • Als de client (nog) niet weet in welke vorm hij de zorg thuis wil ontvangen, dan 3 (Zorg thuis (niet nader gespecificeerd)) vullen.
  • Als de client de zorg in de vorm van een VPT wil ontvangen, dan 5 (VPT) vullen en als de client daarbij de dagbesteding met een PGB wil inkopen, dan 8 (VPT/PGB vullen.
  • Als de client de zorg in de vorm van een MPT wil ontvangen, dan 7 (MPT) vullen.
  • Als de client de zorg gedeeltelijk met een PGB wil inkopen en de rest in natura wil ontvangen, dan 6 (Combinatie PGB/MPT) vullen.
    c. Als de client de zorg in de vorm van deeltijdverblijf (DTV) wil ontvangen, dan 10 (DTV) vullen.
    d. Als de voorkeur van de client volledig onbekend is, dan VoorkeurClient leeg laten.
n.v.t.
IV030IV030: Hoe wordt Meerzorg gevuld?

Het element Meerzorg maakt onderdeel uit van Indicatie in het IO31-bericht en kan technisch gezien de waarde ‘1’ (Ja) of de waarde ‘2’ (Nee) bevatten of afwezig zijn COD260 - JA OF NEE). De waarde ‘2’ wordt (vooralsnog) niet gebruikt. Het CIZ vult het element met de waarde ‘1’ (Ja) of laat het element weg.

Betekenis:
Het CIZ neemt het element Meerzorg op in het indicatiebesluitbericht en vult het met de waarde ‘1’ (Ja) als bij indicatiestelling, conform de geldende CIZ-beleidsregels, is vastgesteld dat de client recht heeft op meerzorg. In alle andere gevallen wordt het element niet meegestuurd. De ontvangst van een indicatiebesluitbericht waarin Meerzorg de waarde ‘1’ (Ja) heeft is, voor het zorgkantoor het signaal om voor de betreffende client de meerzorgprocedure te starten. Ook als het element niet is meegestuurd kan het zorgkantoor op verzoek van de client de meerzorgprocedure starten.

n.v.t.
IV031IV031: Hoe wordt ZietAfVanZorg gevuld?

Indien de cliënt op de peildatum afziet van het ontvangen van zorg in welke vorm dan ook moet het veld ZietAfVanZorg gevuld worden met 1 (ja). In de overige gevallen moet het veld ZietAfVanZorg gevuld worden met 2 (nee). Deze informatie volgt niet direct uit het berichtenverkeer, maar kan wel door het zorgkantoor uit het berichtenverkeer worden afgeleid.

Voor ZietAfVanZorg ja zijn verschillende situaties denkbaar.

  1. Uitstroom naar een ander zorgdomein (overgangsrecht 2015 laag ZZP)
  2. Andere reden dat de cliënt afziet van de geïndiceerde zorg

Toelichting bij 1.
Indien er sprake is van overgangsrecht, na uitstroom uit de AWBZ in 2015, blijft een afgegeven indicatie voor een zorgprofiel geldig voor terugkeer naar de Wlz. Omdat zon cliënt een geldig indicatiebesluit heeft, moet deze worden aangeleverd in het wachtlijstbericht. De cliënt zal, zonder deze extra informatie, als ‘actief plaatsen’ worden gekenmerkt omdat er binnen het wachtlijstbericht voor dat zorgprofiel geen bijpassend wachtlijstrecord aanwezig is. Door het element ZietAfVanZorg in een dergelijk geval te vullen met ‘ja’, wordt aangegeven dat de cliënt de geïndiceerde zorg nog niet wenst te ontvangen en wordt de leveringsstatus wacht uit voorzorg.

Toelichting bij 2.
Het kan ook zijn dat de cliënt heeft aangegeven nog geen gebruik of geen gebruik meer te willen maken van de geïndiceerde zorg (of toegewezen zorg). Dit kan volgen uit contact met die cliënt vanuit het zorgkantoor of op aangeven van de zorgaanbieder. Omdat de zorglevering respectievelijk niet start of juist stopt op aangeven van de cliënt, zal de cliënt, zonder extra informatie, als ‘actief plaatsen’ worden gekenmerkt voor dat geïndiceerde zorgprofiel. Door het element ZietAfVanZorg te vullen met ‘ja’ zal deze cliënt voor dat zorgprofiel als wacht uit voorzorg’ worden gekenmerkt. Het Wachtlijstproces van het Zorgkantoor is uiteindelijk bepalend. Op grond daarvan kan besloten worden dat de cliënt afziet van zorg.

Nota bene: Een cliënt die net een indicatie heeft gekregen waarbij er nog geen voorkeur bekend is, ziet niet af van zorg, maar moet actief geplaatst worden (actief plaatsen).

n.v.t.
IV032IV032: Welke retourcode moet gevuld worden in het retourbericht?

Welke retourcode gevuld moet worden, wordt bepaald door de controle op basis waarvan het bericht wordt afgekeurd. Deze controles zijn beschreven als technisch te controleren regels die op verschillende niveaus gecontroleerd worden. Bij iedere technisch te controleren regel is aangegeven op welk controleniveau deze gecontroleerd wordt. Alle technisch te controleren regels vanaf controleniveau 2 kennen een retourcode. Deze retourcode wordt in het retourbericht gebruikt wanneer het heenbericht op basis van deze regel wordt afgekeurd.

Een ontvangen heenbericht wordt op vier niveaus gecontroleerd:

Controleniveau 1: berichtformaat (xsd) #

Het bericht wordt gevalideerd tegen het XSD.

Indien het bericht niet valideert, krijgt de afzender een foutmelding. Er wordt geen retourbericht verzonden. Regels op dit controleniveau hebben daarom geen eigen retourcode.

Controleniveau 2: berichtinhoud (xslt) #

Het bericht wordt gecontroleerd tegen alle regels (technische regels, condities en constraints) die binnen het bericht zelf te controleren zijn. Voor deze regels zijn XSLTs beschikbaar die gebruikt kunnen worden om de controles uit te voeren.

Deze regels hebben een eigen retourcode die gevuld wordt in het retourbericht. Afhankelijk van de gekozen werkwijze (zie IV028) kan ook de algemene retourcode 0001 (Bericht is afgekeurd om technische redenen.) gebruikt worden.

Controleniveau 3: berichtoverstijgend #

Het bericht wordt gecontroleerd op alle technische regels die berichtoverstijgend zijn. Dat wil zeggen dat de informatie in het heenbericht gecontroleerd wordt ten opzichte van informatie in één of meer eerder ontvangen iWlz berichten.

Deze regels hebben een eigen retourcode die gevuld wordt in het retourbericht bij de berichtklasse waarin de fout geconstateerd is.

Controleniveau 4: externe bron #

Het bericht wordt gecontroleerd op alle technische regels waarvoor informatie nodig is die geen onderdeel is van het iWlz berichtenverkeer. Dit betreft bijvoorbeeld:

  • Systeemdatum van de verzender/ontvanger;
  • Een externe codelijst zoals de iWlz-AGB-codelijst;
  • Bilaterale afspraken tussen ketenpartijen, zoals contractafspraken.

Deze regels hebben een eigen retourcode die gevuld wordt in het retourbericht bij de berichtklasse waarin de fout geconstateerd is.

Bijvoorbeeld: Het Zorgkantoor ontvangt een verwijdering (status aanlevering 3) van een AW35 bericht waarin de aanvang zorg van een zorgzwaartepakket wordt gemeld, maar heeft de eerste aanlevering niet ontvangen. Het bericht wordt dan afgekeurd op basis van TR063.

In het retourbericht worden de volgende retourcodes gevuld:

  • Header: Retourcode 0200 (Geen opmerkingen over deze berichtklasse)
  • Client: Retourcode 0200 (Geen opmerkingen over deze berichtklasse)
  • GeleverdZorgzwaartepakket: Retourcode 9063 (Bericht voldoet niet aan technische regel 63).
n.v.t.
IV033IV033: Hoe moet XsltVersie gevuld worden?

Wanneer de ontvanger fouten constateert in een bericht op basis van de ter beschikking gestelde XSLTs, wordt in het retourbericht aangegeven welke XSLT-versie gebruikt is voor de controle. Dit versienummer is opgenomen in de output van de XSLTs en dient overgenomen te worden in het retourbericht.
n.v.t.
IV034IV034: Hoe moet XsdVersie gevuld worden?

De waarde voor de elementen BasisschemaXsdVersie en BerichtXsdVersie in het datatype CDT_XsdVersie moeten overgenomen worden uit de schemadefinitie (XSD) waarop het bericht gecreëerd/gebaseerd is. Deze waarden staan in de schemadefinitie respectievelijk in /xs:schema/xs:annotation/xs:appinfo/<namespace>:BasisschemaXsdVersie en /xs:schema/xs:annotation/xs:appinfo/<namespace>:BerichtXsdVersie.
Voor <namespace> wordt de namespace van de desbetreffende iStandaard ingevuld, bijv. ‘iWlz’, ‘iWmo’, enz.
n.v.t.
IV049IV049: Hoe moet de ZzpCode worden gevuld in de CA-berichten?

De ZzpCode moet in het melding Aanvang Zorg CAK bericht (CA317) bij leveringsvorm Verblijf, DTV, VPT of MPT gevuld worden met het Geleverde ZZP.

Bij leveringsvorm PGB en VKB moet de ZzpCode gevuld worden met het Geindiceerde ZZP.

ZZP-code 998 is bedoeld voor onbekende ZZP’s (ZZP-X).

n.v.t.
IV050IV050: Hoe moet de Startdatum worden gevuld in de CA-berichten?

De Startdatum moet worden gevuld met de datum vanaf wanneer de zorgeenheid wordt geleverd (Begindatum), tenzij de Sleuteldatum aanwezig is. Dan moet de Startdatum gevuld worden met de datum vanaf wanneer het verblijf beschikbaar is voor de client (Sleuteldatum).

Indien meerdere zorgaanbieders betrokken zijn bij de levering van zorg in natura aan een (1) client, vult het zorgkantoor de Startdatum met de kleinste begindatum (of sleuteldatum), zoals vastgesteld op basis van ontvangen aanvang zorg berichten.

n.v.t.
IV068IV068: Hoe moeten percentages gevuld worden?

Percentages worden gevuld in honderdste procenten. Bijvoorbeeld: 9000 is negenduizend honderdste procent, is 90%.
n.v.t.
IV069IV069: Hoe moeten correcties worden doorgegeven in de CA berichten?

Voor het berichtenverkeer tussen zorgkantoor en CAK (CA317 en CA319) bestaat de mogelijkheid om eerder verstuurde berichtklassen (GeleverdeZorg en MutatieZorg) te corrigeren (verwijderen of wijzigen). Het is van belang om een correctie pas te versturen na ontvangst van het retourbericht op de eerder verstuurde berichtklasse die gewijzigd of verwijderd moet worden.

Verwijderen:
Om aan te geven dat een eerder verstuurde berichtklasse verwijderd moet worden, wordt StatusAanlevering van de betreffende berichtklasse gevuld met de waarde 3 (verwijderen). De te verwijderen berichtklasse wordt geidentificeerd door de (technische) sleutel van de berichtklasse: het GeleverdeZorgID ofwel het MutatieZorgID.
De berichtklasse die verwijderd moet worden is de berichtklasse met hetzelfde GeleverdeZorgID ofwel hetzelfde MutatieZorgID. Dit kan zowel een nieuwe berichtklasse zijn (met StatusAanlevering 1) als een gewijzigde berichtklasse (met StatusAanlevering 2). Wanneer het een gewijzigde berichtklasse betreft, is het resultaat van deze verwijdering dat de aanlevering in zijn geheel (zowel de oorspronkelijke als de gewijzigde aanlevering(en)) komt te vervallen.

Wijzigen:
Het wijzigen van een eerder verstuurde berichtklasse kan op twee manieren:

  1. Door de eerder verstuurde berichtklasse te wijzigen:
    Om aan te geven dat een berichtklasse gewijzigd moet worden, wordt StatusAanlevering van de betreffende berichtklasse gevuld met de waarde 2 (gewijzigde aanlevering).
    De te wijzigen berichtklasse wordt geidentificeerd door de (technische) sleutel van de berichtklasse: het GeleverdeZorgID ofwel het MutatieZorgID.
    De gewijzigde berichtklasse vervangt de berichtklasse met hetzelfde GeleverdeZorgID ofwel hetzelfde MutatieZorgID, die als laatste verzonden is (dus met de meest recente dagtekening). Dit kan zowel een nieuwe berichtklasse zijn (met StatusAanlevering 1) als een gewijzigde berichtklasse (met StatusAanlevering 2).

  2. Door de eerder verstuurde berichtklasse te verwijderen en vervolgens een nieuwe berichtklasse te versturen:
    Om aan te geven dat een berichtklasse verwijderd moet worden, wordt StatusAanlevering van de betreffende berichtklasse gevuld met de waarde 3 (verwijderen aanlevering). Zie de beschrijving hierboven onder Verwijderen.
    Vervolgens wordt de nieuwe, vervangende berichtklasse aangeleverd. In deze berichtklasse wordt StatusAanlevering gevuld met de waarde 1 (eerste aanlevering).

Het verdient aanbeveling om voor het doorgeven van wijzigingen zoveel mogelijk gebruik te maken van de systematiek van status aanlevering 2. Als dat niet mogelijk is, omdat nog niet duidelijk is wat de nieuwe situatie is, kan voor het doorgeven van wijzigingen gebruik gemaakt worden van de systematiek van status aanlevering 3 en status aanlevering 1. Hierbij is het van belang dat de verwijdering en de nieuwe aanlevering in de juiste volgorde aangeleverd worden. Om dat te waarborgen is het aan te bevelen het retourbericht op de verwijdering af te wachten, en daarna pas het bericht te verzenden om de nieuwe situatie door te geven.

n.v.t.
IV070IV070: Hoe moet Opname gevuld worden in het wachtlijstbericht?

De waarde van het element opname moet worden overgenomen van de bijbehorende zorgtoewijzing volgens de sleutelgegevens.
n.v.t.
IV098IV098: Wanneer en hoe moet Behandeling gevuld worden in de melding aanvang zorg?

Bij levering van Verblijf, moet de zorgaanbieder die het opnamedeel levert (de aanbieder bij wie de client woont), in de melding aanvang zorg vermelden of er wel of geen sprake is van behandeling.

Wanneer?
Het vullen van Behandeling is verplicht wanneer de leveringsvorm van de zorgtoewijzing Verblijf is en wanneer Opname is gevuld met Ja. In alle andere gevallen (andere leveringsvormen en Verblijf met Opname Nee) mag Behandeling niet gevuld worden.

Hoe?
Behandeling moet gevuld worden met 1 (Ja) als:

  • de verblijfsaanbieder de behandeling levert.
    Behandeling moet gevuld worden met 2 (Nee) als:
  • een andere aanbieder dan de verblijfsaanbieder de behandeling levert;
  • er geen behandeling geleverd wordt.
n.v.t.
IV100IV100: Hoe moet de classificatie bij de leveringsstatus worden gevuld?

Aan de leveringsstatussen Urgent plaatsen, Actief plaatsen, Wacht op voorkeur en Wacht uit voorzorg is een classificatie toegevoegd. De classificatie dient om de situatie van de cliënt te verduidelijken en meer inzicht te geven in de wachtlijsten. Met deze informatie kan gerichter gezocht worden naar passende zorg voor de cliënt en kan het zorgkantoor de zorgaanbieder beter ondersteunen in het wachtlijstbeheer.

De zorgaanbieder geeft met de classificatie aan waarom of waarop de cliënt wacht. De classificatie is de primaire reden voor de betreffende leveringsstatus.
Er kunnen meer achterliggende oorzaken zijn, maar er kan slechts één classificatie per leveringsstatus worden gekozen en aangeleverd aan het zorgkantoor.

Voor het vullen van de leveringsstatussen geldt het volgende:

Urgent plaatsen:
Deze leveringsstatus is van toepassing als opname voor de cliënt op (zeer) korte termijn noodzakelijk is (Opnamenoodzaak)

Actief plaatsen:
Deze leveringsstatus is van toepassing als opname voor de cliënt binnen een of enkele maanden noodzakelijk is (Opnamebehoefte)

Wacht op voorkeur:
Deze leveringsstatus is van toepassing als de cliënt opgenomen wil worden, maar pas als aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan (Opnamewens)

Wacht uit voorzorg:
Deze leveringsstatus is van toepassing als de cliënt zich in de thuissituatie prima kan redden maar wel op een wachtlijst bij een voorkeuraanbieder wil staan (Geen opnamewens)

De volgende combinaties van leveringsstatus en classificaties zijn mogelijk:

6 - Urgent plaatsen
01 Geen passend crisisbed beschikbaar
02 Doorstroom crisisbed
03 Doorstroom ziekenhuis (ZH)
04 Doorstroom eerstelijnsverblijf (ELV)
05 Doorstroom geriatrische revalidatiezorg (GRZ)
06 Palliatief terminale zorg (PTZ)
07 Art 28a (WZD)
08 Rechterlijke machtiging of Zorgmachtiging (RM/ZM)
20 Doorstroom Klinische GGZ

7 - Actief plaatsen
09 Dreigende crisis (thuis)
10 Niet passende zorg
11 (Tijdelijk) andere aanbieder bespreekbaar
12 Voorkeuraanbieder leidend

2 - Wacht op voorkeur
13 Specifieke locatie/woonwens
14 Specifieke locatie/gespecialiseerde zorg
15 Partneropname
16 Logeren
17 Specifieke geografische redenen
18 Doorstroom naar geclusterd wonen VPT
19 Geen aanvullende wens(en)

3 - Wacht uit voorzorg
13 Specifieke locatie/woonwens
14 Specifieke locatie/gespecialiseerde zorg
15 Partneropname
16 Logeren
17 Specifieke geografische redenen
18 Doorstroom naar geclusterd wonen VPT
19 Geen aanvullende wens(en)

4 - In zorg: geen classificaties
5 - Einde zorgvraag: geen classificaties

Als aan een leveringsstatus een classificatie gekoppeld is, moet deze verplicht gevuld worden. De naam/omschrijving van de classificaties geeft aan voor welke situaties de verschillende classificaties bedoeld zijn. Hoe dit in de praktijk gehanteerd moet worden is gedetailleerd beschreven in het Voorschrift Zorgtoewijzing (onderdeel van de documenten van Zorginkoop door zorgkantoren). Zowel op iStandaarden.nl als in het Voorschrift Zorgtoewijzing wordt het gebruik van de leveringsstatussen en classificaties aan de hand van voorbeeldsituaties verduidelijkt.

Wijzigingen van leveringsstatus en/of classificatie:
Wijzigingen in de situatie van een client die leiden tot een andere leveringsstatus en/of classificatie worden zo spoedig mogelijk door de zorgaanbieder via het berichtenverkeer (MUT) doorgegeven. Het handmatig doorvoeren van aanpassingen is ongewenst omdat hierdoor een verschil in wachtlijstinformatie/classificatie tussen zorgkantoor en zorgaanbieder kan ontstaan. D325

n.v.t.
IV101IV101: Hoe moet mutatiecode worden gevuld?

Bij het vullen van de mutatiecode is het allereerst van belang of de cliënt wel of niet in zorg is voor de zorgtoewijzing waarop de mutatie van toepassing is.

Als op de betreffende zorgtoewijzing eerder een MAZ gestuurd is en de cliënt is niet tussentijds uit zorg gemeld, dan zijn er de volgende mogelijkheden: #

17 - Overplaatsing (er is een melding aanvang zorg):
Deze code is van toepassing in de situatie dat de zorglevering aan een client ongewijzigd, op basis van dezelfde zorgtoewijzing, bij een andere zorgaanbieder wordt voortgezet en bij de huidige aanbieder volledig stopt.
Voorwaarde voor het gebruik van deze code is dat bekend is welke zorgaanbieder de zorglevering overneemt.

19 - Levering zorg is beëindigd (zorgtoewijzing sluiten):
Deze code is van toepassing als de zorglevering aan een cliënt op basis van de huidige zorgtoewijzing in zijn geheel stopt en er geen sprake is van overplaatsing. Deze mutatiecode kan gecombineerd worden met een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing (AAT) om andere zorg (bijvoorbeeld zorg thuis in plaats van verblijf) en/of zorglevering door een andere aanbieder aan te vragen.

20 - Levering zorg is beëindigd (zorgtoewijzing aanhouden):
Deze code is van toepassing als de zorglevering aan een cliënt op basis van de huidige zorgtoewijzing in zijn geheel tijdelijk stopt en er geen sprake is van overplaatsing. Verwacht wordt dat de zorglevering op basis van dezelfde zorgtoewijzing na enige tijd wordt hervat. De zorgtoewijzing wordt om die reden aangehouden.
N.B. Als enige tijd na het versturen van een bericht met mutatiecode 20 duidelijk wordt dat de zorglevering niet meer hervat zal worden, stuurt de aanbieder een bericht met mutatiecode 12 en leveringsstatus Einde zorg.

Als op de betreffende zorgtoewijzing niet eerder een MAZ gestuurd is of er is wel een MAZ gestuurd en de cliënt is daarna (tijdelijk) uit zorg gemeld, dan zijn er de volgende mogelijkheden: #

12 - Client wil nu de zorg (nog) niet:
Deze code is van toepassing als een client de toegewezen zorg niet of nog niet wil ontvangen of als de client de toegewezen zorg niet van deze aanbieder wil ontvangen.
Mutatiecode 12 kan gecombineerd worden met een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing (AAT) om, wel of niet tijdelijk, andere zorg (bijvoorbeeld zorg thuis in plaats van verblijf) en/of zorglevering door een andere aanbieder aan te vragen.

18 - Aanbieder kan nu de zorg nog niet leveren:
Deze code is van toepassing als de zorgaanbieder nu nog geen plaats heeft voor de cliënt en de cliënt wil wachten op levering van de toegewezen zorg bij deze (voorkeur)aanbieder. Mutatiecode 18 kan gecombineerd worden met een aanvraag aangepaste zorgtoewijzing (AAT) om voor de wachtperiode andere zorg (bijvoorbeeld zorg thuis in plaats van verblijf) en/of zorglevering door een andere aanbieder aan te vragen.

21 - Overdracht zorgtoewijzing (er is geen melding aanvang zorg):
Deze code is van toepassing in de situatie dat een zorgaanbieder een zorgtoewijzing heeft ontvangen die voor een andere zorgaanbieder (AGB-code) bedoeld is. Al voor aanvang zorg is duidelijk dat de cliënt de toegewezen zorg van een andere aanbieder wil ontvangen. Dat kan bijvoorbeeld een andere AGB-code van dezelfde zorginstelling betreffen.
Voorwaarde voor het gebruik van deze code is dat bekend is aan welke zorgaanbieder de zorgtoewijzing overgedragen moet worden.

Schematisch:
A: Mutatiecode / B: Client in zorg? / C: Versturen MUT voor ingangsdatum ZTW mogelijk? / D: Uitsluitend voor reguliere ZTW? / E: Einde zorg? / F: Combinatie AAT mogelijk? / G: Leveringsstatus

  • A: 17 | B: Ja | C: Nee | D: Nee | E: Ja | F: Nee | G: Einde zorgvraag

  • A: 19 | B: Ja | C: Nee | D: Nee | E: Ja | F: Ja | G: Einde zorgvraag

  • A: 20 | B: Ja | C: Nee | D: Nee | E: Nee | F: Nee | G: Urgent plaatsen, Actief plaatsen, Wacht op voorkeur, Wacht op voorzorg

  • A: 12 | B: Nee | C: Ja | D: Ja | E: Nee/Ja | F: Ja | G: Wacht uit voorzorg, Einde zorgvraag

  • A: 18 | B: Nee | C: Ja | D: Ja | E: Nee | F: Ja | G: Urgent plaatsen, Actief plaatsen, Wacht op voorkeur

  • A: 21 | B: Nee | C: Ja | D: Ja | E: Ja | F: Nee | G: Einde zorgvraag

n.v.t.
IV102IV102: Hoe moet Leveringsstatus gevuld worden in het verhuisbericht als er (in geval van zorg in natura) nog geen MAZ of MUT is ontvangen of als er sprake is van pgb?

Als op het moment van overdracht van een zorgtoewijzing voor zorg in natura nog geen MAZ of MUT is ontvangen, vult het zorgkantoor de leveringsstatus met 7 - Actief plaatsen en de classificatie met 12 - Voorkeuraanbieder leidend.

In het geval dat de client op het moment van dossieroverdracht pgb heeft of heeft aangevraagd, vult het zorgkantoor de leveringsstatus met “4 - In zorg”.

n.v.t.
IV103IV103: Welke zorgkantoorcode moet gevuld worden in het toegewezen zorgzwaartepakket van het AW33-bericht?

In het toegewezen zorgzwaartepakket van het AW33-bericht moet de zorgkantoorcode gevuld worden van het zorgkantoor dat verantwoordelijk is voor de zorgtoewijzing van de client.
Als er sprake is van bovenregionale zorglevering moet hier de zorgkantoorcode gevuld worden van het zorgkantoor dat het ZK33-bericht verstuurd heeft.
Als er geen sprake is van bovenregionale zorglevering is de zorgkantoorcode in het toegewezen zorgzwaartepakket gelijk aan de zorgkantoorcode van de afzender van het AW33-bericht.

N.B. in het ZK33-bericht is de zorgkantoorcode in het toegewezen zorgzwaartepakket altijd gelijk aan de zorgkantoorcode van de afzender van het bericht (TR065).

n.v.t.
IV104IV104: Hoe moeten GeleverdeZorgID en MutatieZorgID gevuld worden?

Een eerste aanlevering GeleverdeZorg heeft altijd een nieuw, uniek UUID.
Wijzigingen en verwijderingen GeleverdeZorg en alle aanleveringen MutatieZorg bevatten hetzelfde UUID als de GeleverdeZorg waaraan zij refereren.

CA317
StatusAanlevering 1: GeleverdeZorgID = nieuw, uniek UUID
StatusAanlevering 2: GeleverdeZorgID = UUID van eerder verstuurde aanlevering GeleverdeZorg met StatusAanlevering 1 of 2 die gewijzigd moet worden
StatusAanlevering 3: GeleverdeZorgID = UUID van eerder verstuurde aanlevering GeleverdeZorg met StatusAanlevering 1 of 2 die verwijderd moet worden

CA319
StatusAanlevering 1: MutatieZorgID = UUID van een actuele GeleverdeZorg die door de MutatieZorg beëindigd wordt
StatusAanlevering 2: MutatieZorgID = UUID van eerder verstuurde aanlevering MutatieZorg met StatusAanlevering 1 of 2 die gewijzigd moet worden
StatusAanlevering 3: MutatieZorgID = UUID van eerder verstuurde aanlevering MutatieZorg met StatusAanlevering 1 of 2 die verwijderd moet worden

n.v.t.
IV105IV105: Hoe moet Grondslagen worden gevuld?

Indien van toepassing kunnen meerdere grondslagen worden gevuld. Het CIZ bepaalt de volgorde van de grondslagen. De grondslag die de meeste invloed heeft op de zorgbehoefte van de client wordt als eerste grondslag gevuld.
De eerste grondslag wordt altijd gevuld, tenzij er sprake is van een ZZP0 (meeverhuizende partner) of een negatief indicatiebesluit. De overige grondslagen worden achtereenvolgens gevuld, waarbij de tweede alleen gevuld wordt als de eerste is gevuld, de derde alleen als de tweede is gevuld en de vierde alleen als de derde is gevuld.
n.v.t.